zaterdag 30 juni 2012

Live - Antony And The Johnsons

Ancienne Belgique
10 november 2005

We trokken uitermate goedgezind richting Ancienne Belgique om Antony And The Johnsons aan het werk te zien. Zijn derde passage in België sinds hij met I Am A Bird Now wereldwijd op handen gedragen wordt. Twee en en half uur later zat de 55km lange tocht er op. File noodzaakte ons de avond met een sisser te beginnen.
We waren net op tijd om het laatste nummer van Currituck Comee te pikken. Het geesteskind van Kevin Barker, gitarist bij The Johnsons, verzorgde het voorprogramma. En wat we nog net konden zien, was dat Antony zijn begeleider was komen vervoegen om het slotnummer van dit concertje te verzorgen.
Wij terug het foyer binnen want na de file konden we een glas wijn wel gebruiken. Daar stond op een mini-podium een accordeoniste het beste uit zichzelf te halen, maar ze werd helaas overstemd door het geroezemoes van opgewonden fans en al wie een ticket had kunnen bemachtigen voor dit uitverkochte concert.
Stipt om negen uur doofden de lichten en kwamen The Johnsons het podium op, gevolgd door Antony hemzelve. Sober in het zwart, nog niet de Queen die hij later op de avond wel werd. Zonder veel gekakel wordt 'My Lady Story' ingezet. Het mag dan al duidelijk zijn dat melancholie en emoties die avond hoogtij zullen vieren. En zoals later zal blijken, is het een concert waarbij cello en viool een hoofdrol naast Antony mogen opeisen. Heel veel materiaal uit 'I Am A Bird Now' tijdens dit concert, enkele nieuwe songs en eerder verschenen nummers, waarbij 'Frankenstein' en het van Nico geleende 'Afraid' het meest in het oog sprongen. Of moet dat oor zijn?
Zoals vaak tijdens Antony-concerten, werd het publiek ook nu hartelijk uitgenodigd om mee te doen. Hoho's en 'Pssss's rezen een aantal keer uit het publiek, dat voor de rest probeerde Antony te bereiken met verzoeknummers. Iets wat de zanger zeker kon appreciëren, al gaf hij geen gehoor aan wat men wilde horen. Het was wel duidelijk dat Antony in zéér goeie doen was, want er werd gelachen en gestoeid achter de piano. Dat goeie doen werd op een hilarische manier duidelijk toen hij aankondigde dat hij een cover waaraan hij werkte eens wou uitproberen. Er werd alleen geneurie en ge-hmmm gezongen en waar het precies over ging was niet echt herkenbaar. Tot hij op zijn eigen, gekwelde manier "I wanna dance with somebody, I wanna feel the heat with somebody" begon te zingen. Even later werd - nadat hij zijn liefde voor de zangeres in kwestie duidelijk had gemaakt - de "somebody" vervangen door 'Shania Twain'. Uiteindelijk werd het de Neighboursong om over te gaan in een ode aan allergieën, tot hij zich afvroeg hoe lang een mens met hetzelfde lied kan spelen. Het publiek kreeg meteen daarna een prachtige versie van 'You Are My Sister' te horen. En het mocht duidelijk zijn dat de zanger (zijn duetpartner op cd) Boy George niet nodig heeft om dit nummer geloofwaardigheid en sentiment te schenken. De stomende rocksong 'Fistful Of Love' dreunde daarna als een tegenwicht en stomende rocksong de AB door.
Tijdens de introductie van de band werd opnieuw de hulp van het publiek ingeroepen toen hij de drummer "vergat" en hem daarna extra in de verf zette door de hele zaal 'Harker Kindred' (de nogal psychedelische naam van de trommelaar) te laten meezingen. De hoogtepunten had Antony voor het einde bewaard. Eerst zette hij een zeer ingetogen 'Bird Guhl' in, om daarna 'Hope There's Someone' te laten uitbarsten in de hevige apotheose dat het nummer op cd al kent. Het concert eindigde met het zeer gesmaakte 'I Fell In Love With A Dead Boy' en 'Candy Says'.
Wie Antony niet kende, kreeg die avond de perfecte hongermaker. Wie hem reeds kende, kreeg waar voor z'n geld en bovendien een vrolijke Antony te zien die méér is dan de vleesgeworden tristesse. (12/11/2005)

Natalie Merchant - Retrospective


Toen 'Ophelia' haar solodebuut 'Tigerlily' opvolgde, stond het als een paal boven water: Natalie Merchant had haar 10.000 Maniacs niet nodig. Integendeel. Nog twee solo-cd's volgden. Het méér dan fantastische 'Motherland', waarop Merchant in de nasleep van 9/11 toch nog het Amerikaanse patriottisme op de korrel nam. En 'The House Carpenters Daughter', een tot stilte aanmanende verzameling folkcovers. Natalie Merchant wist te boeien met haar voller wordende stem en verfijnde teksten. Ze wist te verrassen en zichzelf te vernieuwen. Bepaalde critici spraken over de mooiste stem in de hedendaagse muziek. We geven hen geen gelijk, maar durven evenmin beweren dat ze er helemaal naast zitten.
In de aanloop naar kerstmis en nieuwjaar zie je elk jaar opnieuw een reeks best ofs, greatest hits en dito boxen verschijnen. Ook dit jaar niets nieuws onder de zon, zo ook met Natalie Merchant. Haar recording career spreidt zich ondertussen uit over drie decennia, waarvan de eerste 11 jaar met 10.000 Maniacs. Haar eerste soloplaat dateert uit 1995. En hoewel ze slechts vier studiocd's in die 10 jaar heeft uitgebracht, vond iemand de tijd en haar oeuvre rijp om haar een verzamel-cd te geven. 'Greatest Hits' zou als titel ongelukkig gekozen zijn, aangezien Natalie Merchant geen hits scoorde zoals ze dat in haar groepsverleden deed ('Hey Jack Kerouac', 'What's The Matter Here', 'Because The Night',...). Het vehikel werd dan maar 'Retrospective' gedoopt. Een vlag die niet echt de lading dekt.
Vooreerst zijn er twee versies. Een gewone cd (1995-2005), en een dubbele (1990-2005). Wie de eerste kiest, krijgt een chronologisch overzicht van de dertien singles die echter nooit hitparademateriaal werden. En niettegenstaande deze nummers 10 jaar overspannen, blijkt deze verzameling een zeer coherente cd op te leveren. Het zou Merchant echter een mooiere retrospectieve bezorgd hebben, mocht men het singlesidee overboord gegooid hebben en de meest markante nummers uit haar oevre gelicht hebben. Deze cd blijft wel overeind, maar had veel dieper kunnen gaan, en dan waardig zijn titel gedragen hebben.
Wie kiest voor de dubbele cd, krijgt, naast de hierboven beschreven cd, 5 jaar en 15 nummers extra. Onuitgegeven materiaal staat broederlijk naast nummers voor benefietcompilaties die dan weer perfect passen tussen de hernomen nummers, speciaal voor deze editie herwerkt. 'The Lowlands Of Holland' met The Chieftains, de 3 nummers met Billy Bragg, 'One Fine Day' (van de gelijknamige film), en de Gershwin-cover voor het 'Red, Hot and Rhapsody'-project staan hier nu allemaal verzameld onder haar eigen naam. Uit 'Very Special Christmas 3' krijgen we 'Children Go Where I Send Thee', dat pure gospel is en kerstmis gelukkig niet evoceert. 'Photograph' is de zoveelste samenwerking met REM, eerder verschenen op 'Born To Choose', een benefietcd voor vrouwelijke advocaten. De Dinah Washington cover 'I Know How To Do It' brengt ze hier in een liveversie uit '95, vergezeld van goed volk als Dr. John en Booker T. & The MG's. Allemaal nummers die de verzameling speciaal maken.
Ze doorspekt alles weliswaar met songs die deze cd een volwaardige nieuweling maken. Opener 'She Devil' is op de montagevloer blijven liggen ten tijde van 'Ophelia'. Ze schrijft in de liner notes dat ze hoegenaamd niet weet waarom. De dreiging die op 'Ophelia' voelbaar was, wordt hier ten top gedreven. Het uit 'Tigerlily' gelichte 'Cowboy Romance' werd herwerkt voor 'The House Carpenters Daughter' maar verscheen niet op die cd. De countryfolkversie die hier te vinden is, bewijst echter bewijzen dat Merchant ook haar eigen nummers nieuw leven kan inblazen. En het is steeds mooi wanneer een artiest oud werk niet eindeloos herhaalt maar de songs heruitvindt. Zij doet het op deze retrospectieve met zowel 'Thick As Thieves' als met 'Tell Yourself', beide van 'Ophelia'. De eerste herwerkt ze tot een piano-epos dat de luisteraar dwingt even stil te staan. De laatste recycleert ze om de sociale rol die ze zichzelf toeeigent en het 'hart-onder-de-riem'-gehalte dat het nummer bezit kracht bij te zetten.
En naarmate de cd vordert, wordt het materiaal - dat niet in chronologische volgorde staat - alleen maar sterker. 'Because I Could Not Stop For Death' is een Emily Dickinson-gedicht, op muziek gezet door Susan McKeown, een van de occasioneel opduikende backing vocals van Merchant. Het nummer verscheen eerder op McKeown's 'Prophesy', waar Natalie haar vers en de backings al inzong. Het is een ijzersterk nummer, en Merchant zat in het verleden nooit verlegen om iemand anders in de spotlight te plaatsen (bv.Katell Keinig) in functie van die noodzakelijke, spreekwoordelijke springplank.
De cd eindigt met het prachtige 'Come Take A Trip In My Airship'. Het nummer werd andermaal opgenomen voor het goede doel, in dit geval het aidsfonds voor kinderen. En misschien net daarom, omdat het een cd voor kinderen betrof, klinkt Natalie Merchant hier uiterst vrolijk. Het is een vroeg-20ste eeuwnummer dat niet eens een kinderliedje is, maar in deze versie (dat in de buurt van het walsje van Kirsty MacColl's 'Don't Come The Cowboy With Me, Sonny Jim' vertoeft) krijgt het een onschuldig en zorgenloos karakter. Misschien een vreemde eend in deze bijt, maar net daarom een waardige afsluiter voor een eigenzinnig carrière-overzicht. Deze retrospectieve is in enkele cd-vorm de ideale aankoop voor wie Merchant wil ontdekken. De dubbele versie zou normaal gezien beter moeten verkopen, want wie Merchant al kent, weet dat deze zangeres alleen sterk werk op de tweede cd zal gezet hebben. De kerstboom heeft z'n eerste pakje er al onder liggen... (27/11/2005)

June Tabor - At The Wood's Heart


Elvis Costello sprak ooit de gevleugelde woorden "If you don't like listening to June Tabor, you should stop listening to music". Wie June Tabor ooit live zag, en vooral hoorde, begrijpt wat hij bedoelde. In 1976 spande Tabor samen met Steeleye Span's Maddy Prior voor het alom bejubelde 'Silly Sisters'. 30 jaar na datum zijn er op die plaat nog steeds vocale harmonieën te vinden waar groepen als Laïs een punt aan kunnen zuigen. Drie punten. Een jaar later verscheen 'Airs And Graces', haar eerste soloplaat. Sindsdien is, vooral in Groot-Brittannië, elke nieuwe release met superlatieven overladen. En June Tabor weet ook hoe ze de luisteraar met haar alsmaar zwaarder wordende alt aan haar lippen kan kluisteren. Of ze nu acapella-folk brengt, jazzexperiment met The Creative Jazz Orchestra, rock met The Oysterband, of Weimarliederen in een na-oorlogs arrangement, Tabor kent de kunst van het interpreteren. Want dat is wat ze doet. Zelf zet ze geen noot op papier en beweert ook geen noot te kunnen lezen. Begin dit jaar verscheen 'Always', een retrospectieve die terecht werd verspreid over 4 cd's, en nu krijgen we 'At The Wood's Heart' voorgeschoteld.
Zoals steeds gaat Tabor eerst op tournee en neemt ze daarna in één take haar zangpartijen op. Een manier van werken die telkens aanslaat en de cd een min of meer livegevoel meegeeft.
Puristen vinden Tabor het best als ze traditioneel werk aanpakt, en ook hier start ze inderdaad met een opener van jewelste. De ballad 'The Banks Of The Sweet Primroses' brengt ons meteen in de juiste sfeer. Begeleid door vaste pianist Huw Warren bouwt ze strofe na strofe de spanning op om naar het einde toe met onderdrukte woede het verlies van de trouwe liefde alsnog als een zegen te beschouwen.
'The Broomfield Wager' is één van die zovele epische Engelse vertellingen. Gekend als Child N° 43, en gerelateerd aan de Tam Lin sage, vertaalt Tabor het nummer hier in opzwepende ritmes en dansende muzikanten. Het anonieme 16de-eeuwse gedicht 'Ah! The Sighs' is vijf minuten deemoed, melancholie en stervensklare pijn.
Bij nummer vijf is het genie dat Tabor muzikaal is plots heel erg duidelijk. Met enkel gitaar en stem zet ze een hartverscheurende versie neer van een nummer dat eerst bekend klinkt en dan weer niet. Tabor weet als geen één een nummer aan te pakken en er het hare van te maken, in dit geval Anna McGarrigle's 'Heart Like A Wheel'. Het van Gabriel Yacoub overgenomen 'Les Choses Les Plus Simples' is opnieuw kommer en kwel, maar dan met een accent dat de kommer ondraaglijk en de kwel voelbaar maakt. Waar Yacoub zijn Engelse verzen niet geheel foutloos bracht, brengt Tabor de Franse evenmin perfect, maar het is hen beiden vergeven wanneer het nummer z'n kracht wint in intensiteit.
De anders zo hoopvolle traditional 'She's Like The Swallow' krijgt een donkere klank, en dat is misschien wel de sterkte van Tabor. Ondertussen is de zangeres bijna 58, en in haar dertigjarige carrière is haar stem zo duister geworden dat ze tegenwoordig van elk nummer een triest en teneergeslagen verslag maakt. Maar het siert haar, en elke nieuwe cd sinds het van verdriet verzopen 'Aleyn' (1997) krijgt een intensievere behandeling. In Engeland heeft Tabor ondertussen een legendarische status en wordt ze aanzien als de laatste echte Engelse vertolkster van het nationale muzikale erfgoed. Tabor is er opnieuw in geslaagd om met 'At The Wood's Heart' een verzameling tijdloze klassiekers af te leveren.
'Wie niet graag naar June Tabor luistert, moet stoppen met naar muziek luisteren', is misschien overdreven, maar eens je haar beet hebt, laat ze je niet meer los… Uit 'Johnny Johnny' van deze cd en toepasselijk voor het leuk vinden van Tabors muziek: "I thought I loved you, but I don't. But maybe I do after all... Damn!" (19/11/2005)

Dar Williams - My Better Self


In 1995 bracht folkdiva Joan Baez de duettencd 'Ring Them Bells' uit. Tal van bekende en minder bekende vrouwelijke collega's schoven bij aan de live-tafel om met de Woodstock-legende op één podium te staan. Onder hen de hier totaal onbekende Dar Williams. Ze trad aan met haar zelfgeschreven ode aan Baez, 'You're Aging Well'. Het is een intiem en mooi moment op die cd. Dankzij dat moment kreeg Williams ook langs deze kant van de Atlantische Oceaan gelukkig een klein beetje airplay en aandacht. En tussen haar ondertussen 5 studiocd's, een live-cd en een samenwerking met Lucy Kaplansky en Richard Shindell (het covergroepje Cry Cry Cry) zitten parels waarmee Williams haar plaats binnen de cross-over folkscene heeft verzekerd.
Tien jaar na het duet met Baez brengt de voormalige toneel- en godsdienststudente 'My Better Self' uit. Zoals steeds een tekstueel in twee delen uiteenvallende cd. Steeds politiek geëngageerd, zingt Dar Williams zowel over de grote wereldproblemen als over de kleine, menselijke en alledaagse zaken. Met deze dertien nummers is het niet anders. Een wijziging is wel te bespeuren in arrangementen en zang. Zachter waar het er om vraagt en uit de pan snerend waar de tekst het eist.
Williams vliegt er meteen in met 'Teen For God', waarin ze de dwangneurotische religieuze tendensen bij (Amerikaanse) tieners op de korrel neemt. 'I'll Miss You Till I Meet You' is Williams zoals we haar graag horen. Eenzaam klinkend zonder sentiment, verslag uitbrengend van klein, menselijk verdriet, om uiteindelijk met beide voeten op de grond terug te keren naar de dagelijkse routine. Dit alles lijkt slechts een aanloop: de plaat komt pas echt op dreef bij het zesde nummer.
Bluesy gitaren en een koningskinderen-achtige tekst zorgen ervoor dat 'Two Sides Of A River' de aandacht van de luisteraar meteen weer beet heeft. Gesterkt door het funky trio Soulive mocht ze misschien hier de cd gestart hebben, want tijdens 'Empire' klinkt Williams zoals ze op haar meesterwerkje 'The End Of The Summer' klonk: aanklagend zonder belerend te willen zijn en zich verwonderend over de vanzelfsprekendheid van de alledaagsheid. 'Close To My Heart', 'Liar' en 'You Rise And Meet The Day' bevinden zich allen in diezelfde sfeer van onbeholpen vastberadenheid ensmall town life.
Ze waagt zich eveneens aan coverwerk. Het van Neil Young geleende 'Everybody Knows This Is Nowhere' is iets te frivool om te bekoren en klinkt eerder als een kermisdeuntje. Anders gaat het er aan toe tijdens Pink Floyds ondertussen kapotgecoverde 'Comfortably Numb'. Met Ani Di Franco als partner in crime maakt Williams er hier een dreigend 'laatste woorden'-spel van. Misschien eerder een b-kantwaardige cover, maar hoe dan ook zeker de moeite.
Uitmuntend is 'Beautiful Enemy'. Een betoging tegen nationalisme en kleinzieligheid die, dankzij het klokkenspel, het orgel én het strakke kinderkoor, herinneringen oproept aan het beginwerk van 10.000 Maniacs. De cd eindigt met één van haar beste nummers. 'The Hudson' kronkelt zich een weg naar de laatste seconde van de exact 50 minuten durende cd. Geruggensteund door Patty Larkin (wie anders kan helpen bij zo'n vloeiend Amerikaans onderwerp?) haalt Dar Williams op elk vlak het beste in zichzelf naar boven.
Dit is niet het beste werk van de Amerikaanse, maar het is een stap vooruit in vergelijking met de slabakkende twee voorvangers. Een interessantere producer zou dit werk waarschijnlijk naar een ietsje hoger niveau tillen, terwijl Stewart Lerman (bekend van o.a. Loudon Wainwright III) hier niet echt een lijn weet te trekken. Maar om de intelligente poëzie, de melodieën en de handvol sterke nummers blijft 'My Better Self' een beluistering en selectie waard. (15/11/2005)

Kate Bush - Aerial


In 1977 zette een 19-jarige Kate Bush de wereld te kijken terwijl ze vijfhonderd keer haar handpalmen toonde op de tonen van 'Wuthering Heights'. "It's mééééééé, Katiiiieeeee". Weirder vond je ze toen niet. Wie kon vermoeden dat 7 lp's en bijna 30 jaar later een grote schare hondstrouwe fans de komst van nummer 8 nog steeds als het hoogtepunt van het jaar zouden beschouwen? Bush, uitgegroeid van Silly Witch tot icoon en voorbeeld voor de would-be Tori Amossen van deze wereld, weet er dan ook behoorlijk de spanning in te houden. Haar laatste cd, 'The Red Shoes', dateert al van 1993. Wie 12 jaar in een plaat steekt, vraagt om moeilijkheden, want de verwachtingen zullen hoog gespannen zijn.
Maar hier is ie dan. 'Aerial'. Niet één cd, maar meteen een dubbele. En zoals ze beide kanten van de lp 'Hounds Of Love' al anders benoemde, krijgen de plaathelften ook hier een aparte naam. 'A Sea Of Honey' opent met de single 'King Of The Mountain', dat herinneringen oproept aan 'The Sensual World'. De song is gericht aan Elvis en de bijhorende videoclip laat geen ruimte voor verbeelding. Als we Kate mogen geloven, is de King springlevend en leeft hij ergens in de sneeuw met Rosebud (de slee van Citizen Kane) en is hij nog steeds king, maar dan van de berg.
'Pi' is een eerste hoogtepunt. Tegen een décor van een stuwende keyboard vertelt Kate het verhaal van een door wiskunde geobsedeerde man. Maar ze doet dit zodanig dat, als je geen Engels zou begrijpen, niet beter zou weten of ze zit midden in de daad. Als 't op erotiseren aankomt, weet ze heel goed waarmee ze bezig is. Het is ronduit fenomenaal hoe ze, verdeeld over 3 refreinen, het getal pi tot 112 cijfers na de komma brengt. Wie zoveel gevoel in een wiskundig gegeven kan steken, hoeft zich eigenlijk niet meer te bewijzen.
Een renaissancegitaar brengt ons bij 'Bertie'. Een liefdeslied, ware het niet dat we al bij lijn twee vernemen dat het over Bush' zoon gaat. De song drijft op een eenvoudige, lieve en haast authentiek klinkende Engelse folkmelodie en eindigt abrupt, maar wordt op die manier niet eindeloos uitgesponnen. 'Mrs. Bartolozzi' is Kate Bush die haar 'Lionheart'-stemming en dito piano weer bovengehaald heeft. En ook hier erotiseert ze, maar dan tekstueel. Het refrein, simpelweg 'Washing Machine', maakt duidelijk waarover het gaat, maar verder is ze in haar antropomorfe manie nooit gegaan. Kledij neemt de plaats van de personages in en ze kijken alleszins geen tv. Wie de cd 'Lionheart' kent, zal op 't einde een aan 'Peter Pan' schatplichtige strofe herkennen.
Het tweede hoogtepunt van 'A Sea of Honey' komt er in de vorm van 'How To Be Invisible'. Wat begint als een rocksong, wordt bij de eerste vocaal al snel een bezwerend nummer. Ergens in de verte hoor je een Peter Gabriel-nummer ('Up'), maar waar deze heer zich zou bezondigen aan overacting, blijft Bush tot de laatste noot beheerst. En de uithaal op "the dotted line" is er een die overduidelijk noot per noot vastligt. Iets waar menig zangeresje een punt aan kan zuigen. 'Joanni' kabbelt op percussie en handelt over Jeanne d' Arc. Na het eigenlijke nummer volgt het experiment(je). Bush die Frans fluistert terwijl de instrumenten stotteren, waarna er op zijn 'Hounds Of Love' wordt geëindigd.
'A Coral Room' lijkt dan weer van 'Never For Ever' (haar derde cd) geplukt. Een rustige vertelling op het ritme van een pianospel dat late avonden ademt. Nu wil het dat Bush, vooral bij haar buren, bekend staat als een nachtcomponist. Dit nummer is voor de zoveelste keer in haar oevre gericht aan haar moeder en is de perfecte afsluiter voor een cd die twaalf jaar op zich liet wachten.
Perfect? 7 nummers! Twaalf jaar! Dat is bijna 2 jaar voor één nummer...
Hah! Neen dus, want we krijgen er 'A Sky Of Honey' bovenop. Een tweede cd met songs die volledig op zichzelf kunnen staan, maar vooral moet gezien worden als één geheel. Een suite. En zoals suites horen te beginnen, vangt ook deze aan met (een) 'Prelude'. Vogelgezang. Een duif die koert. Een piano die de duif imiteert. En een kinderstem die het over de vogels heeft.
'A Sky Of Honey' is de weergave van een dag, van 24 uur, beginnend bij het ontwaken. 'Prologue' volgt met een piano en stem die terugvoeren naar 'The Red Shoes'. De song biedt een blik op wat er rond de ik-figuur gebeurt en bouwt laag na laag een fundament voor het refrein, dat slechts éénmaal gezongen wordt. Repetitie en sfeerschepping ademen het wakker worden uit. Italiaans (een taal die zich thuis voelt in suites) siert deze keer de tekst. 'An Architect's Dream' krijgt tribal ritmes mee, terwijl de zang perfect klinkt voor een kinderrijmpje. Een schilder maakt een vergissing en dan blijkt het resultaat toch beter te zijn dan wat hij eerst in gedachten had. Rolf Harris, didgeridoospeler van dienst en trouwe muzikant van Bush, levert de stem van het titelpersonage in 'The Painter', waarin alle kleuren van het schilderij door elkaar zijn gelopen.
Het is de brug naar 'Sunset', een scharnierpunt op deze cd én hoogtepunt drie op 'Aerial'. Er volgt een lange aanloop naar het refrein, maar eens daar barst het nummer echt los. Alle registers worden zowel vocaal als orchestraal opengetrokken. Wie zich in dit nummer laat onderdompelen, kijkt nooit meer ingetogen naar een zonsondergang, maar viert een uitbundig heidens feest van kleuren. Opnieuw tilt een renaissancegitaar het nummer naar een hoger niveau. En wanneer 'Sunset' z'n hoogtepunt heeft bereikt, daalt het snel af naar 'Aerial Tal', dat even betoverend klinkt als het kort is.
Van 'Somewhere In Between', een slaapliedje dat nooit slaapverwekkend wordt, druipt het soort heerlijke melodie af waar Kate Bush een patent lijkt op te hebben. 'Tijdens 'Nocturne' doet een droom zijn intrede en wordt de Jane Siberry in Kate Bush naar boven gebracht. Een rustig, episch nummer dat zichzelf telkens opnieuw herhaalt en doorspekt is met heerlijke twists. Het zijn kleine muzikale monsters (nachtmerries) afgewisseld met rust (gewone dromen), en ze leiden allen tot de apotheose, zowel muzikaal als conceptueel (het opstaan). Het hergebruiken van stukken tekst van elders op de cd (opnieuw zeer Siberriaans) laat de droom mooi een overzicht geven van wat geweest is. En wanneer het nummer eindigt, is de dag rond.
Hoogtepunt vier is net voorbij of het vijfde komt er al aan. Het titelnummer van de dubbelaar is een geval apart. Bush is de laatste jaren her en der gesampled en gemixt en het lijkt alsof ze met dit nummer iedereen wil voor zijn. De luisteraar wordt meegesleurd in méér vogelgezang, in hysterisch gelach, in rustige melodieën en sfeervole deiningen. 'Aerial' is dan ook een bouillabaise van alle ingrediënten die Bush op deze en vorige platen in haar muzikale saus heeft gemixt.. En meteen ook een waardige afsluiter van een prachtige dubbelaar. Ook grafisch, want in het zéér verzorgde artwork en in de teksten vinden we heel veel verwijzingen naar literatuur, schilderkunst en film. We zien kledij (aan de waslijn dan) en heel veel vogels. Zo is de cover de geluidsgolf van het lied van de merel, terwijl het oogt als een rotsformatie in zee.
Na twaalf jaar stilte heeft Kate Bush het nog steeds in zich. Ze is niet meer het gekke geweld dat ze in het begin van haar carriere was, maar een volwassen songschrijfster en vertolker. Beheerst en controlerend regeert ze over haar muzikaal rijk met de gratie van een sprookjeskoningin. Ze bezondigt zich niet aan excessen en elke noot, elke melodie en elk woord op 'Aerial' is gewikt en gewogen. Wie een cd zoekt om barre winteravonden door te komen, mag bij deze zijn zoektocht staken. (11/11/2005)

Eurythmics - Ultimate Collection


In 1980 beslisten Annie Lennox en Dave Stewart, na het uiteenvallen van The Tourists, hun muzikale ideeën vorm te geven in een nieuwe groep. Met een manifest ter hand richtten ze Eurythmics op. 'In The Garden', hun eerste lp, maakte brokken noch goud. Lennox werd er zowaar depressief van. Stewart ging verder op zoek naar populaire uitingen voor wat ze in het manifest (EURopean and RHYTHMIC) hadden vastgelegd. De legende wil dat ruim een jaar later 'Sweet Dreams' over de telefoon werd geschreven. De rest is muziekgeschiedenis.
We zijn ondertussen 25 jaar verder. Lennox loopt nog steeds depressief rond en Stewart vindt alsmaar meer manieren om z'ncraziness de vrije loop te laten. Om die kwarteeuw te vieren wordt 'Ultimate Collection' op de wereld losgelaten. Een ietwat trieste naam voor een verzameling hits die stuk voor stuk in het collectieve geheugen van een groep dertigers en veertigers is blijven hangen.
De cd opent echter met een spiksplinternieuw nummer. 'I've Got A Life', een duistere song waarop Lennox haar ding doet zoals we dat van haar gewend zijn: een warm, triest stemgeluid dat over koele electronica zweeft. Na een goeie minuut komt een beat opzetten. Is dit disco? Even later krijgen we wat we van Lennox mogen verwachten. In haar eentje zet ze een heel achtergrondkoor neer en wordt het soul. Is dit gospel? Lennox en Stewart zouden Eurythmics niet zijn als ze ook van deze song geen grote smeltkroes maakten. Als feestnummer voor 25 jaar Eurythmics kan dit nieuw nummer tellen, als single zal het hoogstwaarschijnlijk geen hoge ogen gooien.
Daarna volgen alle succesnummers in geremasterde versie. Van 'Love Is A Stranger' over 'Here Comes The Rain Again', langs 'There Must Be An Angel' en 'The Miracle Of Love', tot 'I Saved The World Today' en '17 Again'. Dit laatste nummer, van Peace' geplukt, werd niet echt een hit, maar vertelt het Eurythmics-verhaal zo treffend, dat het op deze tweede officiële verzamelaar inderdaad niet mocht en kon ontbreken.
De collectie eindigt met een ander nieuw nummer. 'Was It Just Another Love Affair?' is leuk en best een soulvol nummer, maar ook hier krijgen we niets van 'Sweet Dreams'-niveau geserveerd.
Deze cd mag dan wel een jubileumuitgave zijn, de vraag blijft waarom precies. De nieuwe nummers zijn goed maar dienen uiteindelijk alleen maar om de die-hard fans nog maar eens in de portemonnee te laten grabbelen. Om nog maar te zwijgen over de aankomende box (simpelweg 'BOX' genoemd) met alle (geremasterde) cd's, aangevuld met b-kantjes en onuitgegeven materiaal. Later dit jaar verschijnen er dan nog enkele dvd's van het duo. Het worden dure maanden voor de Eurythmicsfan.
Een stuk erger is dat er op deze verzamelaar niets is terug te vinden van hun 'We Too Are One'-cd? En waar is 'Sexcrime' gebleven? Ten huize Lennox en Stewart mag er naar aanleiding van het jubileum en deze release misschien een bescheiden feestje worden gebouwd, maar dan hadden ze ons best een aangenamer verrassing kunnen bezorgen. Niettemin levert een verzameling van hun hits een geweldige cd op en blijven de songs wel degelijk overeind, dus wie zijn wij om ons daarover druk te maken? (07/11/2005)

Live - Madeleine Peyroux


De Roma, Borgerhout
14 oktober 2005

Tien jaar terug was er geen krant of tijdschrift die géén wervelende carrière voorspelde voor de toen 22-jarige Madeleine Peyroux. Jong, mooi en vooral blank, klonk ze toch als een oude zwarte blueszangeres die duidelijk de mosterd bij Billie Holliday en Bessie Smith had gehaald. Peyroux leek vriend en vijand van het genre te verbazen door haar rauwe, doorrookte en door drank gebroken stemgeluid. Ze bleek inderdaad een blitzcarriere aan te vatten door het 'soundmixen' van Billie tijdens een filmvoorstelling. En in 1996 bracht ze het wondermooie 'Dreamland' uit. Een verzameling blues- en jazzcovers die zowel hedendaags als uit-de-goeie-(maar dan de écht goeie)-doos klonk. Haar plaats aan het uitspansel der groten was verzekerd.
Maar zo snel als de ster Peyroux rees, zo snel leek ze verdwenen. Druk en stemproblemen zorgden voor een decennium stilte.
We schrijven 2005. 'Careless Love' wordt op de markt gezwierd. 'Got You On My Mind', een samenwerking met mondharmonicaspeler William Galison, verschijnt eveneens. And it's history repeating. Elk magazine prijst Madeleine de hemel in. Ze doet tweemaal ons land aan. Eén keer voor een zeer beperkt VRT-publiek, één keer tijdens 'Klinkers'. Ze verschijnt op nationale tv om het eindnummer in één van de Laatse Shows te verzorgen. Ze is terug.
Op 14 oktober 2005 concerteerde ze in een uitverkochte Roma in Borgerhout. Deze oude, halfgerestaureerde bioscoopzaal biedt een ideaal decor voor de rokerige nachtclubmuziek van Peyroux. En toch…
Met enige vertraging verschijnt de begeleidingsband op het podium. Stuk voor stuk gerenommeerde sessiemuzikanten. Peyroux gaat alleszins al niet in slecht gezelschao op stap. En dan verschijnt zij. Een ietwat frêle jonge vrouw. De band heeft 'Dance Me To The end of love' van Cohen en van Peyroux's laatste ingezet. De toon is gezet. Maar dan valt Peyroux in alsof ze vier maten te laat is. Even schrikken. Haar stem is dik in orde, maar de mix van instrumenten en vocalen zit niet compleet correct. Ze werkt zich zonder veel moeite (en dat is positief bedoeld) doorheen enkele nummers van 'Careless Love' en brengt nagenoeg drievierde van 'Dreamland'. Elk nummer krijgt eenzelfde behandeling: eerst passeert het gezongen deel de revue, daarna krijgt een muzikant z'n obligate solo cadeau, waarna nog één keer het refrein passeert. Slecht? Neen, helemaal niet, maar soms een beetje inspiratieloos. Dat de zaal te groot was om de muziek helemaal tot haar recht te laten komen, zal meegespeeld hebben. En toen Peyroux een grap maakte waar nagenoeg niemand mee lachte, jah, was dat ook niet de ideale toonzetter. De pauze was helaas ook al zo'n sfeerbreker.
Maar er vielen razendknappe momenten te rapen. Een prachtige versie van het sowieso fantastische 'Between the Bars' van Elliott Smith bijvoorbeeld. Peyroux die zich van bar tot bar sleept en de loomheid van de tekst perfect vocaal benadert. 'You're Gonna Make Me Lonesome When You Go', aangekondigd als "We'll do the Dylan song now", is op cd al een tour de force, live geraakt ze er evengoed mee weg. Het hoogtepunt was misschien wel 'J'ai deux amours', bekend van Josephine Baker, en het enige nummer dat na de eerste strofe al applaus kreeg. Zacht gezongen en vol melancholie. Peyroux heeft het vast en zeker, al was dat niet altijd even duidelijk in het complete concert.
Madeleine Peyroux blijft voor mij een geweldige zangeres en vertolker, maar geef mij op dit moment maar de cd's in plaats van de liveversie. Of 't zou live moeten zijn in bijvoorbeeld de AB-club. Of beter nog: de Hotsy Totsy in Gent. Da's een concertplaats waar ze zich haast thuis zou moeten voelen. Intiem, klein, rokerig, donker en goed voorzien van drank. Want zo klinkt ze ook. (22/10/2005)

Fiona Apple - Extraordinary Machine


Meisjes en hun paard… er gaat iets van uit, naar het schijnt. Misschien geldt hetzelfde voor meisjes en hun piano. Of het nu gaat over de enigmatische Nina Simone, of de vreemde choreografie die Tori Amos achter het muziekmeubel wel eens tentoonspreidt. Of Norah Jones, die razend populair werd terwijl ze met moeite van achter haar vleugel vandaan komt. En zelfs in popmiddens blijkt de piano weer het instrument bij uitstek om credibility uit te stralen, wat waarschijnlijk de reden is waarom Vanessa Carlton een videoclip lang rondgevoerd werd terwijl ze het klavier duchtig deed daveren. De laatste jaren zijn heel wat meisjes en hun piano even hip geworden als Britney met haar borsten, om het eens plat uit te drukken.
Wie daar zeker een graantje wist van mee te pikken was de 19-jarige Fiona Apple, toen ze in 1996 'Tidal' uitbracht. Veel pianowerk en een donkere stem die dagboekverzen omtoverde tot prachtig gezongen poëzie. Apple was hot. Zo hot dat ze door de major-bobo's op handen gedragen werd. Zo hot dat er een tijdlang overal gegist werd over met wie ze het nu deed en in godsnaam waarom. Het kon de muze en de muziek alleszins niet deren, want drie jaar later leverde ze een meesterwerk af. 'When The Pawn…', een titel die eigenlijk een gedicht was en in totaal 79 woorden telde. En misschien moest dat een voorbode zijn. Niettegenstaande 'When The Pawn' een succes werd, werd de plaat door het grote publiek uiteindelijk te arty farty bevonden. Fionáa was goed en zéér goed bezig, maar enkel en alleen voor de reeds gewonnen volgelingen. Nieuwe adepten zou ze er niet mee winnen.
Ze bleef niet bij de pakken zitten en werkte verder aan haar derde cd. Begin 2003 werd 'Extraordinary Machine' afgewerkt en netjes afgeleverd bij de platenmaatschappij. En die was niet in haar nopjes. Apple was opnieuw met Jon Brion, de producer van 'When The Pawn…', in zee gegaan en blijkbaar was het een kruisbestuiving van jewelste geweest. Het album klonk alsof het enkel en alleen gemaakt was voor de twee mensen die het gemaakt hádden en verdween in de wachtkamer. Fans aller landen verzamelden zich en richtten 'FreeFiona.com' op. Een website die als stakingspiket haar werk moest doen. En het werkte. De platenmaatschappij haalde Mike Elizando er bij, bekend van zijn hiphopwerk, vooral met Dr. Dré en Eminem. Hij werd in staat geacht een frisse wind doorheen 'Extraordinary Machine' te laten waaien. En het werkte… min of meer.
Om te beginnen heeft Elizando niet zoveel gewijzigd aan wat we reeds van Apple kenden. Als hij al een verdienste heeft, dan is dat hij alles uitgepuurd heeft tot iets wat Apples stem op de voorgrond houdt. En verder heeft hij alles ontdaan van wat overbodig is. Dat laatste zal zelfs de hardcore Apple-fan een luxe vinden. De cd opent met het titelnummer, net zoals het laatste nummer een overgebleven Brion-productie. En wat hij precies verkeerd deed, is hier niet duidelijk. Apple praat/zingt haar verhaal en dankzij het arrangement klinkt het nummer alsof het ergens uit een musical gehaald is. Iets wat haar wel staat.
Maar vanaf het tweede nummer slaat de sfeer om. Opnieuw de grimmigheid en duisternis die zo vaak vrij spel kreeg op 'When The Pawn'. 'Get Him Back' krijgt de "You treated me mean and I'm gonna get ya!'-behandeling. Apple zingt alsof ze op de punt staat een moord te begaan en niemand bij zijn volle verstand zou het wagen met haar verder te gaan dan het vriendelijke praatje. Amusant is dat ze in de laatste minuut volledig de toon omgooit en afsluit met een zeemzoet refrein. Enge vrouw, die Fiona.
'O'Sailor' werd vorig jaar al uitgebracht via het internet en opnieuw hier geen verrassing of muzikale ommezwaai. Wel een goed nummer en één dat er over 20 jaar misschien nog zal staan dankzij de typische Apple-melodie. En het vingergepluk aan de viool tijdens het refrein is de nagel op de kop.
Tijdens 'Better Version Of Me' weet de Apple-fan dat deze cd inderdaad niets nieuws zal brengen. Voor zover lijkt 'Extraordinary Machine' 'When The Pawn - the sequel' wel. Maar daar is deze keer niets mis mee, integendeel. Apple sneert nog even hard, bespeelt de piano alsof het een xylofoon is en melodie en experiment gaan hand in hand. Tekstueel is ze eveneens geen haar veranderd. Net zoals Alanis Morisette lijdt Apple een beetje aan het 'hoe-meer-lettergrepen-een-woord-telt-hoe-intelligenter-het-waarschijnlijk-wel-klinkt'-syndroom, maar in tegenstelling tot Morisette klinkt het nergens geforceerd.
Hoogtepunt? Waarschijnlijk 'Window'. Een nummer dat drijft op percussie en Apple die opbiecht dat ze het venster maar heeft gebroken in plaats van "him or her or me". Wie de dualdisc versie koopt krijgt er de prachtige video voor 'Not About Love' er bovenop Plus een mini-concert waarbij Apple niet zoals de rest achter haar piano gaat zitten, maar zich compleet op de zang gooit. En waarbij Apple, die vaak als een nors mens overkomt, overduidelijk zeer menselijk is. En grappig!
Deze derde van Fiona Apple is, niettegenstaande er geen bruuske ommezwaai te noteren valt, wel de moeite waard omdat het een logisch vervolg is. Mensen die deze pittige songschrijster nog niet kennen, kunnen deze keer wél de stap zonder risico wagen. Want steengoede songs telt 'Extraordinary Machine' meer dan voldoende. (27/10/2005)

Devendra Banhart - Cripple Crow


'Cripple Crow' is de vierde cd van deze 24-jarige bard (een al te vaak gebruikte omschrijving voor een folkie singer-songwriter die zich sociaal en politiek weet te engageren, vooral dan van het soort met lange baarden en gebatikte kleren). Banhart is echter veel meer dan dat. Banhart is een vleesgeworden smeltkroes. Van stijlen, van invloeden, van emoties. Hij heeft op zijn drie voorgaande albums nooit zijn invloeden onder stoelen of banken gestoken en gaat deze keer nog net een stap verder.
De hoes laat bijna niets meer aan de verbeelding over en roept levendige herinneringen op aan 'Sgt. Peppers' en zowat elke psychedelische-crossover folkplaat uit de jaren zeventig. Een songtitel als 'The Beatles' draagt eveneens niet bij tot een geheel onbevooroordeelde beluistering. Maar al snel blijkt dat hier geen zoveelste XTC (tenslotte de beste Beatles Xerox) aan het stencilen is geslagen. Hier is een bloemist aan een ruiker begonnen met enkele zeer mooie, exotische bloemen. De referenties blijven echter talrijk. Banharts fascinatie voor Nick Drake was al te horen op eerder werk, maar tijdens openingsnummer 'Now That I Know' gaat hij wel heel ver. Als een volleerde stemmenimitator neuzelt Banhart zich een weg doorheen het nummer en mocht je niet beter weten, je zou denken dat er ergens op een stoffige zolder een verloren Drake nummer opgedoken was.
En over smeltkroezen gesproken… 'Santa Maria Da Feira' vliegt je meteen de oceaan over en dropt je in Zuid-Amerikaanse ritmes en sferen. En wanneer je goed en wel ondergedompeld bent, word je tijdens 'Heard Somebody Say' alweer meegevoerd naar Angelsaksisch grondgebied (denk aan een aardsere Perry Blake). 'Long Haired Child' laat de jonge muziekfreaks onder ons genieten van iets wat mogelijk Woodstock in vervoering zou gebracht hebben. Niet zo vreemd, want 'Cripple Crow' werd namelijk in die heilige rockplaats opgenomen. Zou zoveel jaar na datum die geest daar nog steeds ronddwalen?
22 nummers lang leidt Banhart je langs plaatsen en tijden waar de doorsnee singer-songwriter alleen maar van kan dromen. Zowel tijdens intieme nummers als de meer opgewekte songs. 'I Feel Just Like a Child' (bekijk de bijhorende video op http://www.xlrecordings.com/devendrabanhart onder de 'catch up'-sectie) is pure en beatloze feestmuziek. 'Chinese Children' is zelfs met zijn repetitieve teksten grappiger dan wat er op de meeste tv-zenders te zien is. 'Some People Ride the Wave' is muziek die Randy Newman en Rufus Wainwright zouden vervaardigen terwijl ze samen stille films bekijken (schotel mij die omschrijving voor en ik weet bij god niet wat ik me er moet bij voorstellen, maar zo klinkt het echt! Echt!).
Op deze cd ook heel veel verwijzingen naar dieren en kinderen. Alsof Banhart een kinder-cd voor volwassenen gemaakt heeft, maar dan wel een steengoede. Hij heeft dan ook eigenlijk niets meer te bewijzen, z'n sporen heeft hij al lang verdiend. En toch blijft hij bij elke plaat het experiment opzoeken en, vooral, verbazen. Deze nieuwe blinkt uit in meer melodie en diversiteit. Wie Devendra Banhart nog moet leren kennen, kan dan ook best hier beginnen.
De kans dat je tegen de man (z'n naam dan) aanloopt, is groot, want naast zijn eigen projecten figureert hij ook op andermans cd's. Geen namedropping hier, je vindt ze vanzelf wel als je even alert bent. De enige valse noot is (alweer) het artwork. Zo mooi gemaakt en verzorgd Banharts hoezen zijn, zo onontcijferbaar zijn ze ook. Wie van de credits iets wil opsteken, moet noodgedwongen elders op zoek. Maar wat verwacht je anders van een man die drijft op zijn enigmatische persoonlijkheid? Een uiterst kleine smet op een anders vlekkeloos blazoen, want 'Cripple Crow' zal eind 2005, begin 2006 vast en zeker in menig eindejaarslijstje te vinden zijn. (19/10/2005)